© 1626 - 2024 door een dorpsgenoot
Het onderstaande artikel van de hand van Piet van de Geer verscheen in mei 2016 in nr 168 van het tijdschrift
“Tweestromenland” van de vereniging voor Maas- en Waalse streekhistorie Tweestromenland.
DE ZEEHELD VAN GHENT KOMT UIT WINSSEN
Piet van de Geer
Inleiding
Willem Joseph van Gent is een van de beroemdste zeehelden uit de zeventiende eeuw. Het is bijna
onbegrijpelijk dat voor iedere geschiedschrijver onbekend gebleven is, dat hij in Winssen geboren
is.
niet Gendt... niet Vianen... maar Winssen
Joost van den Vondel roemt in een heldendicht
over de tocht naar Chatham in juni 1667 de drie
helden van deze in vrijwel ieder vaderlands en
Engels geschiedenisboek gememoreerde
gebeurtenis: luitenant-admiraal Michiel
Adriaenszoon de Ruyter, Cornelis de Witt, de
broer van Raadpensionaris Johan de Witt en
luitenant-admiraal Willem Joseph van Ghent.
Londen voelt zijn krachten smelten
Staet noch eens in vier en gloet,
Die de koorts in d'adren voedt
Nieu Karthago rijdt op stelten
Withal, Hof en Parlement
Vloeken Ruiter, Wit en Gent
Uit: Zeegevier der Vrye Nederlanden op den
Teems
J. van den Vondel, 1667 Regel 49 tot 54
De Ruyter en De Witt werden in de loop der tijd
onder meer geëerd met standbeelden in hun
geboorteplaatsen Vlissingen en Dordrecht, maar
dat Van Ghent in Winssen werd geboren, raakte
Jan de Baen, portret van
Baron W.J. van Ghent
(National Maritime Museum, London}
tot op de dag van vandaag in vergetelheid.
Van Ghent zelf bleef wel landelijk bekend, mede door zijn graftombe in de Utrechtse
Domkerk (1676) van de beroemde beeldhouwer Rombout Verhulst, die in 1681 ook de
tombe van de Ruyter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam vervaardigde.
Wie was dan wel Van Ghent, dienaar van de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden, die als rechterhand van opperbevelhebber Michiel Adriaenszoon de Ruyter
grote faam verwierf bij de tocht naar Chatham in juni 1667? In de vele boeken,
beschrijvingen en verhalen over de zeehelden van de zeventiende eeuw neemt Van
Ghent (ook wel Van Gent, Van Gendt en Van Ghendt genaamd) een zeer prominente
plaats in.
Zijn hele loopbaan is tot in details beschreven, alleen zijn geboorteplaats Winssen wordt
nergens genoemd, terwijl toch zijn geboortedatum in 1626 vrijwel steeds nauwkeurig
wordt aangegeven. In de eerste biografien in de zeventiende eeuw wordt geen
geboorteplaats genoemd.
Later wordt kasteel Gendt in de Betuwe soms als vermoedelijke geboorteplaats vermeld,
maar historici hebben hier toch nogal eens hun twijfel over geuit. Soms wordt ook Vianen
genoemd.
Blijkbaar heeft nooit iemand in dit kader aan de toch bekende Winssense familie Van
Ghent gedacht. Gendt als geboorteplaats is trouwens opmerkelijk, want het vermelde
kasteel Gendt werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog afgebroken vanaf 1 september 1577.
Op een kaart uit 1620 is het huis nog slechts zichtbaar als ruïne. Van Ghent was een
Gelders edelman, dus ook Vianen is geen optie. Het lijkt erop dat wat de plaats Gendt
betreft, de vele geschiedschrijvers voortgeborduurd hebben op een enigszins logische
maar foutieve aanname.
Naarstig zoekwerk in een aantal archieven
geeft nu toch de ook voor Winssen
onvermoede, juiste informatie.
brand gestoken, nadat de Spaanse bezetting
er uit was verdreven. Maar Johan en later
zijn in 1584 geboren zoon Claes herstelden
het al snel. Rond 1600 koos ook de familie
Van Gent, zoals veel Gelderse edelen, voor
het nieuwe, hervormde geloof. Johan van
Ghent had het recht de plaatselijke
geloofsdienaar aan te stellen en zo legde de
Winssense pastoor Mattheius Xylander in
1607 het examen af voor hervormd
predikant.
Op 24 augustus 1622 huwde Claes van
Ghent (alhier) met Johanna van Ghent tot
Oyen. Zij kregen volgens het kerkelijk
lidmatenregister van Winssen vijf kinderen:
drie jongens en twee meisjes. In 1624 werd
hun eerste zoon, naar zijn grootvader Johan
genoemd, geboren. Hij volgde nog jong zijn
vader op als heer van Winssen. Zijn naam
werd later als zodanig vermeld op de in 1679
gegoten en in 2016 nog steeds aanwezige
Winssense kerkklok
C. Pronk, Het Huis te Winssen (1732) Dit huis stond aan de
Plaksestraat tegenover het huidige voetbalveld.
ln de zestiende eeuw werd het kasteel Winssen
bewoond door de familie Van Ghent (Van
Gent). Tijdens de tachtigjarige oorlog, op 11
juni 1584, toen Johan van Ghent de bewoner
was, werd het kasteel door Nijmegenaren in
Stamboom Familie Van Ghent van Winssen
In 1626 werd de tweede zoon, de eerder genoemde latere zeeheld, geboren. Op 14 mei
van dat jaar werd hij als dopeling door de predikant Mattheius Xylander in het
Winssense kerkelijk lidmatenregister ingeschreven als Wilhelm Joseph, met als
toevoeging “mijns heeren keint”. In de jaren daarna werden nog een zoon, Otto (1627 -
1672) en de twee meisjes, Nicolien (1630 – 1678) en Alethea (1632 - 1652) geboren.
Inschrijving in het Kerkeboek van de Nederduits Gereformeerde Gemeente Winssen op 14 mei 1626: Doop Wilhelm
Joseph: “mijns Heeren kijnt” is “het kind van mijn heer”. Claes van Gent was Heer van Winssen.
Uit hetzelfde kerkeboek valt op te maken dat de vijf kinderen ook in Winssen opgroeiden,
net als hun ouders wordt ieder kind in het Winssense doopregister uit de eerste helft van de
zeventiende eeuw regelmatig genoemd als doopgetuige.
Carrière
Terwijl hun oudste broer Johan werd voorbereid op zijn taak als opvolger van zijn vader,
kozen Wilhelm Joseph en ook Otto van Ghent, zoals toen in adellijke kringen gebruikelijk
was, voor een militaire carrière. Vanaf 1645 dient Willem Joseph in het leger in het regiment
van de graaf van Hoorne; in 1648 werd hij daar kapitein. Zijn eerste kennismaking met de
marine was toen hij tijdens de Vierde Noordse Oorlog tegen de Zweden in 1659, op het
eiland Funen onder commando van toen nog vice-admiraal Michiel de Ruyter, een landing
uitvoerde als commandant van een regiment Walen.
Op 37 jarige leeftijd duikt Wilhelm Joseph opnieuw op in de geschiedenis van de Republiek
der Verenigde Nederlanden. Hij brengt in 1663 tijdens verwikkelingen met de bisschop van
Munster (Bommen Berend) verslag uit aan de Staten Generaal van de Republiek over de
toestand van de vesting Borculo. Op 3 december 1664 volgt zijn aanstelling als luitenant-
kolonel en gouverneur van de voornaamste marinebasis van de Republiek: Hellevoetsluis.
In maart 1665 brak de Tweede Engels-
Nederlandse Oorlog uit. In augustus van dat
jaar deed Van Ghent mee aan de tocht naar
Bergen om een retourvloot van de VOC te
ontzetten.
De handtekening van Van Ghent
Vervolgens stond hij op 10 december van datzelfde jaar, als adviseur van Johan de Witt, aan
de basis van de oprichting van het Regiment der Marine, de directe voorloper van het Korps
Mariniers. Van Ghent was de grondlegger en eerste commandant van dit Korps, toentertijd
gelegerd in Hellevoetsluis.
Op 18 februari 1666 huwde Willem Joseph van Ghent in Arnhem met de 19-jarige Swane
Peinse van Essen, vrouwe van Langeler, dochter van Frederik van Essen, lid van de
ridderschap van Utrecht en raadsheer in het Hof van Gelderland. Op 2 december van dat
jaar doet hij aangifte van dit huwelijk in zijn woonplaats (trouwboek Nederlands Hervormde
kerk Hellevoetsluis).
In dat jaar stond Raadpensionaris Johan de Witt er op dat Van Ghent een marine-rang zou
aannemen. Hij werd daarom aangesteld als kapitein op het schip De Gelderland bij de
Admiraliteit van de Maze (Van Ghent was van Gelderse afkomst). In de Tweedaagse Zeeslag
tegen de Engelsen op 4 en 5 augustus 1666 functioneerde De Gelderland als directe hulp
van De Zeven Provinciën, het schip van luitenant-admiraal De Ruyter. De Gelderland schoot
de tuigage van de Royal Charles eraf toen die het vlaggenschip aanviel. Toch werd het geen
overwinning. Op het eind was men al blij de Hollandse vloot van een zekere ondergang
gered te hebben. Na deze slag kwam het daardoor tot een enorme ruzie tussen De Ruyter
en luitenant-admiraal Cornelis Tromp, die de schuld van de nederlaag kreeg. Cornelis Tromp
werd door de Staten van Holland op 24 augustus 1666 op nonactief gesteld. Toen op
aandringen van De Ruyter de Staten van Holland besloten dat Van Ghent zou worden
“verzocht, aangemaand en des noods precies gelast”, om zonder uitstel Tromp op te volgen,
ging Raadpensionaris De Witt akkoord; Van Ghent aanvaardde na enige aarzeling deze
promotie in één keer van kapitein naar luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland.
Diezelfde dag nog werd hij benoemd.
Jan van Leyden (1667/9) De Tocht naar Chatham, 20 juni 1667 de Nederlanders verbranden
de vloot van de Engelsen op de Medway, collectie Rijksmuseum.
Tocht naar Chatham
In juni 1667 was Van Ghent een van de hoofdfiguren in de beroemd geworden Tocht naar
Chatham, waarvan het succes na behouden terugkomst algemeen voor een groot deel aan
hem werd toegeschreven. De operationele voorbereiding was immers van zijn hand,
vanwege zijn ervaring als kolonel der mariniers. Tijdens de krijgsraad van De Ruyter op zee
op 18 juni 1667, voorafgaande aan de aanval, werd het aanvalsplan gemaakt. Dat was
eigenlijk heel eenvoudig: aan de opgelegde Engelse vloot bij de werven van Chatham moest
zoveel mogelijk schade worden toegebracht. Verder werd besloten dat de eerste actie met
17 lichte schepen, 5 jachten, 4 branders en 10 galjoten met in totaal 1000 soldaten, het
geheel onder bevel van Van Ghent, zou worden uitgevoerd. De zwaardere en dus dieper
liggende oorlogsschepen bleven achter onder bevel van (de zieke) De Ruyter. Het
vlaggenschip van Van Ghent tijdens de tocht was aanvankelijk de zware Dolphijn, tijdens de
actie werd dat het lichtere fregat Agatha. Met aan boord Cornelis de Witt, de broer van de
Raadpensionaris, voor politiek toezicht, voerde Van Ghent vanaf 21 juni 1667 de aanval uit.
Daarbij was het stukvaren van de over de rivier gespannen ketting een hoogtepunt, dat nog
altijd in onze vaderlandse geschiedenisboekjes vermeld wordt.
Een dag later voegde De Ruyter zich bij de voorste gelederen. In totaal werden er vijftien
Engelse linieschepen door brand vernietigd of tot zinken gebracht. Hieronder bevonden zich
vier van de vijf grootste. Het vlaggenschip van de Engelse vloot’, de HMS Royal Charles,
werd als trofee meegenomen. Haar spiegel is nog altijd te bezichtigen in het Rijksmuseum in
Amsterdam. Het was de grootste maritieme overwinning die Nederland ooit tegen Engeland
zou boeken en de zwaarste maritieme nederlaag die de Britten in hun geschiedenis zouden
lijden.
Van Ghent wordt geëerd
In de Republiek werd de uitkomst uiteraard met vreugde begroet. Overal werd feest gevierd,
luidden de kerkklokken en werden vreugdevuren ontstoken. Cornelis de Witt schreef in zijn
rapport
“Den Heere van Ghent heeft bij alle occasiën syne vlyt ende neersticheyt ten dienste van onsemeyne lieve
Nederlandt sonderlinge betoont... ende met sonderlingen yver tot executie van de gegeven orders gearbeyt”
Ook de Staten Generaal waren vol lof:
De medaille die Van Ghent van de Staten Generaal kreeg.
“De Staten Generael der Vereenighde Nederlanden hebben goet gevonden aen den Luit. Admirael van
Ghent als en Chef gecommandeert hebbende ’t gros van Fregatten daer mede het fameux exploit den 21. 22.
23 juny 1667 op de rivieren van Londen en Rochester is int werck gestelt, te vereeren een goude keeten met
een Medaille tot een gedenckteeken in syne familie en voor de posteriteit”. (= nageslacht vdg)
De gouden beker
met het beeldverhaal
(rechts detail)
Behalve een gouden keten met een
medaille kregen Van Ghent, Cornelis
de Witt en Michiel de Ruyter ook een
gouden beker. Op deze drie kostbare
bekers, die werden vervaardigd door
de kunstenaar Nicolaes
Loockemans, staan in een
doorlopend beeldverhaal de
hoogtepunten van de vermaarde
tocht afgebeeld. Op de deksel staat
het Hollandse wapen. De beker van
Cornelis de Witt werd in 1877 voor fl.
40.000 verkocht aan Baron de
Rothschild. Die van De Ruyter ging
in 1893 naar het Rijksmuseum in
Amsterdam. Hii is te zien in zaal
2.15-05 van dit museum. De beker
van Van Ghent is verloren gegaan.
Ook De Heeren XVII (bestuur van de VOC) vereerden van Ghent met een geldelijke beloning en
een VOC-bewindhebbersportie.
Vondel wijdde nogmaals een gedicht aan de zeehelden De Ruyter, Van Ghent en De Witt:
De slotregels (55-60) van zijn gedicht Zeeleeu op den Teems:
Riddert vrij met koussebanden
Ruiter, Gent en Ruwaert Wit
Toonen u het rechte pit
Van ’s lants adel, die de tanden
Den verwaenden hoogmoet biet
Die noch godt noch mensch ontsiet
Zijn verdere loopbaan
Onmiddellijk nadat hij de Royal Charles bij het Goereese Gat voor Hellevoetsluis had afgeleverd,
vertrok Van Ghent weer op de Dolphijn naar de Shetlandeilanden om een retourvloot uit Indië te
escorteren. Op 25 oktober keerde hij terug op de rede van Texel samen met de vloot Oost-
Indiëvaarders.
Na de oorlog was Van Ghent eerst drie jaar inactief als luitenant-admiraal; hij was in 1668 lid van
de Raad van State bij de Staten van Utrecht. Maar van mei tot november 1670 was hij terug als
luitenant-admiraal en voerde hij operaties uit tegen de kapers van Algiers voor de kust van West-
Afrika. Zijn smaldeel bestond uit dertien schepen van de Admiraliteit van Amsterdam, de
Admiraliteit van Rotterdam en de Admiraliteit van Zeeland. Zes kaperschepen werden veroverd
en verbrand. Opnieuw gebruikte Van Ghent voornamelijk fregatten. Tweehonderd christenslaven
werden bevrijd. Voor deze actie kreeg Van Ghent een gouden keten ter waarde van 800 gulden.
In maart 1672 kocht Van Ghent kasteel Drakenburgh bij Eemnes waar hij zich met zijn gezin
vestigde. Hijzelf heeft er maar heel kort van kunnen genieten. Door deze koop voegde hij wel de
titel Baron van Drakenburgh aan zijn naam toe. Het kasteel bleef tot 1710 familiebezit.
Willem Joseph van Ghent was in 1671 als hoofdpersoon betrokken bij het incident dat mede de
aanleiding vormde voor de Derde Engelse Oorlog. Toen Van Ghent weigerde de vlag te strijken
voor een niet-oorlogsschip, zag de Engelse koning Karel II een prachtige aanleiding om de
Republiek een jaar later de oorlog te verklaren. In deze Derde Engelse Oorlog werd Engeland
gesteund door Frankrijk en de bisschoppen van Münster en Keulen. In dit rampjaar 1672 werd de
Republiek zodoende van drie kanten tegelijk aangevallen. Extract uit het register der resolutien van
de Staaten Generaal der Vereenighde Nederlanden:
“Woensdagh den 6 april 1672
- - - - dat den gemelden L. Admiraal de Ruiter iets menschelijks moghte over koomen, ofte wel
dat hy by ziekte ofte andere ongelegentheit het commando over de voorgeschreeve vloote
niet en zoude konnen exerceren - - - - de voornoemde vloote als eerste persoon ofte
opperhooft commanderende voornoemde L. Admiraal Aart van Nes, en by des zelfs overlyden,
ongelegentheit ofte absentie de L. Admiraal van Ghent”.
Gesneuveld
Op 7 juni 1672 viel onze vloot, onder het bevel van admiraal Michiel de Ruyter, de verenigde
Engels-Franse vloot aan nabij Solebay aan de Engelse kust. De vloot van 75 oorlogsschepen, 22
adviesjachten en 32 branders, met 4500 kanonnen en 20.700 opvarenden, verraste een Engels-
Franse vloot van 93 oorlogsschepen en 24 branders met 6158 kanonnen en zo’n 40.000
opvarenden.
De slag bij Solebay. Schilderij van Willem van de Velde de Jonge. Bij deze slag sneuvelde Van Ghent.
Van Ghent commandeerde één van de drie eskaders vanaf zijn vlaggenschip Dolphijn. De Slag bij
Solebay werd een “grouwzaam, en bloedigh gevecht”. Toen Van Ghent’s schip het Engelse
vlaggenschip Royal James naderde om het te enteren, werd Van Ghent reeds een half uur na het
begin van de slag door een kanonskogel getroffen, waardoor zijn linkerbeen boven de knie werd
afgeschoten. Bovendien liep hij door schroot nog enkele andere kwetsuren op. Hij viel, zoals zijn
vlaggenkapitein in het logboek schreef, “hardtsteecken doodt” voorover. Hij was 46 jaar oud. De
Royal James verbrandde even later in die slag.
Gerard Brandt schrijft in zijn biografie (1687) van De Ruyter over Van Ghent:
“Zijn lijk werdt met een galjoot naar Hollandt gevoert, in Den Haage gebalzemt en daar na t’Uitrecht in
de Domkerk met de praal der gewoonlyke eerteekenen begraven”.
Van Ghent had aangegeven in Utrecht begraven te willen worden, hij woonde immers op kasteel
Drakenburgh. De Staten van Holland droegen de Amsterdamse admiraliteit op het grafmonument
te bekostigen. Maar Utrecht was toen tijdens de Hollandse Oorlog door de Fransen bezet. In
augustus 1674 kon Rombout Verhulst toch een begin maken met het praalgraf van Willem Joseph
van Ghent in de Domkerk van Utrecht; het kwam in 1676 gereed. Van Ghent, eerder voorlopig ter
aarde besteld, werd er daarna herbegraven. Het praalgraf is op 26 juni 1676 geplaatst in het hart
van het hoogkoor van de domkerk op de plaats van het vroegere hoofdaltaar. Ook het praalgraf
van De Ruyter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam kreeg vijf jaar later die ereplaats. Beide graven
hebben vrijwel gaaf de eeuwen doorstaan.
Zoals gebruikelijk bij zeehelden van de
Admiraliteit van Amsterdam werden deze
met grootse monumenten met
vermelding van hun heldendaden geëerd.
Van Ghent is op de tombe levensgroot
afgebeeld, gekleed in harnas, met pruik,
commandostaf en degen, het hoofd rust
op een kussen. Hij ligt op een met doeken
omwonden stromatras. Onder het beeld
een afbeelding van de zeeslag bij Solebay
De achterwand met de graftekst sluit de
kooromgang. De Latijnse tekst op de
zwartmarmeren plaat verhaalt over “zijn
beroemde tocht op de Theems”. Van
Ghent was ook “een ware klip voor de
zeerovers die de zee voor de Bataven
onveilig maakten; hij heeft ze uit elkaar
gejaagd, gevangen genomen en hun
schepen verbrand”.
Onder het grafschrift is het wapen van de
Winssense familie Van Ghent afgebeeld.
Zijn praalgraf heeft de meest prominente
plaats in de Domkerk. Het ligt in het hart
van het hoogkoor.
De graftombe van Van Ghent in de Domkerk in Utrecht
Alle belangrijke zeeslagen in de zeventiende eeuw werden aan land met grote belangstelling
gevolgd. De terugkeer van een zeeheld met zijn vloot na een succesvolle zeeslag leidde
veelvuldig tot volksoplopen in de betreffende havensteden, maar ook daarbuiten. Op
schilderijen, prenten, penningen en in gedichten werd de roem van deze volkshelden
bezongen.
In de Grote Kerken van Amsterdam, Delft,
Utrecht, Rotterdam, Hoorn, Middelburg en Den
Haag werden marmeren graftombes opgericht.
Overigens kregen alleen de gesneuvelde
zeehelden een graftombe, andere personen
kregen maar zelden die eer.
In de volgende eeuwen raakte Willem Joseph
van Ghent alleen in Winssen in de
vergetelheid.
Zonder de wetenschap dat hij in dat dorp het
levenslicht zag, werd daarbuiten nogal eens
aandacht aan de luitenant-admiraal besteed.
Van zijn portret bestaan schilderijen door
onbekende kunstenaars in particuliere
verzamelingen, een tekening van W. Eversdijck
en prenten van R. de Hooghe, H. Bary, J.
Houbraken, H. Levigne (postzegel), A. de
Winter en F.H. Weissenbruch. Verder vindt
men zijn borstbeeld door Rombout Verhulst in
het Rijksmuseum (uitleen van het Mauritshuis)
en komt zijn beeltenis voor op de graftombe in
de Dom te Utrecht.
Luit-adm. W.J. Baron van Ghent, portret van anonieme
schilder (litho, Marinemuseum Den Helder)
In Delft luidde het opschrift op de luifel van een zeilmakerij:
In de Ammirael van Ghent, die lant-en zeesoldaet, Wiens dappre oorlogsdeugt in menig hert
nog staet, Daer maekt men zeilen om gelukkig mee te varen ‘k Wensch die ze koopt, goe reis,
bevrijt van wree barbaren.
Bij de Nederlandse marine hebben twee schepen dienst gedaan, die zijn vernoemd naar Van
Ghent. In 1803 is een kanonneerschoener in dienst genomen met die naam. Ruim een eeuw later,
in 1934, werd de torpedobootjager De Ruyter hernoemd tot Van Ghent omdat er bij Wilton-
Fijenoord een later in de Javazee gezonken
kruiser in aanbouw was, die de naam De
Ruyter zou krijgen.
In de periode 1943-1944 werd in Nederland
een serie postzegels uitgegeven, die we nu de
serie “Zeehelden” noemen. Afgebeeld zijn tien
zeelieden, die zich allen verdienstelijk hebben
gemaakt in onze “Gouden Eeuw”. In de naam
op de postzegel van 17 1/2 ct. staat een fout.
Er staat Wilhem Joseph van Gent in plaats van
Willem of Wilhelm. Bovendien staat voor zijn
geboortejaar, dat toch algemeen bekend was,
een “?”. De ontwerper van deze zegel uit de
Tweede Wereldoorlog is Hubert Levigne.
Een groot aantal steden en dorpen kent een Van Ghent (of Van Gent)straat, al of niet gelegen in
een zeeheldenbuurt. Bijvoorbeeld in Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven,
Amersfoort, Ede, Vught, Twello en uiteraard in Hellevoetsluis. De marinierskazerne in Rotterdam
is genoemd naar de eerste commandant van de mariniers. De Van Ghentkazerne is gevestigd aan
Het Toepad. “WJB” is de gemakkelijk te hanteren afkorting van de officile naam van de
Vereniging van Officieren der Mariniers “Willem Joseph Baron van Ghent”. Sinds haar oprichting
verenigt WJB officieren en oud-officieren van het Korps Mariniers en telt momenteel circa 700
leden. In 2015 verscheen de bioscoopfilm “Michiel de Ruyter”. In deze film wordt de rol van Van
Ghent vertolkt door de acteur Tygo Gernandt. Van Ghent is in de film ook aanwezig op de
begrafenis van De Ruyter. In werkelijkheid was hij echter al vier jaar daarvoor gesneuveld.
In het rampjaar 1672 belegerde een Franse legermacht Nijmegen. Een van de verdedigers van de
stad was kolonel Otto van Ghent; volgens een verslag was het de broer van Willem Joseph. Hij
sneuvelde op 5 juli 1672, nog geen maand na zijn broer, bij een gewaagde uitval uit de Hezelpoort
tegen de Fransen.
“(...) dien nacht stormden sy sterck op die twee wercken (Nassau- en Pesthuis Bolwerken),
hadden al eenige palissaden so afgekapt als uyt de grond gearbeyt; waren al by na in het
Pesthuys- bolwerk geraekt, doch de Borgery ontsetten het noch door het geduyrich schieten van
de Wal, ende den Manhaften Heer Col. van Gent quam met eenige Musquettiers uyt syn werck
[het ravelijn] by de Heselpoort, ende dreef de France voort te rugh, wordende selfs in syn arm,
ende in syn buyck gequetst, so dat hy als een braef soldaet syn leven, tot groote droef heyt van
syn geheel Regiment, voor het Vaderlant heeft verloren, ende dien dapperen Zee-helt, zijn
broeder de Heer Admiraal van Gent heeft gevolgt: (...)”
(Van Schevichaven 1898, deel 1, p. 123).
Waarschijnlijk is de Nijmeegse Van Gentstraat naar Otto genoemd.
Het blijft opmerkelijk dat Willem Joseph van Gent totaal uit het collectieve geheugen van Winssen
is verdwenen, maar ook de geschiedschrijvers van de regio is hij ontgaan. Geen standbeeld, zelfs
geen straatnaam in zijn geboortestreek. Zijn moeder overleed in 1671, luitenant-admiraal Van
Ghent was toen op zee, maar de jaren daarvoor zal hij haar, en dus ook Winssen, waarschijnlijk
toch bezocht hebben, maar ook dat is vergeten historie.
De Spiegel van de “Royal Charles”, collectie Rijksmuseum
Bronnen en literatuur
Gerard Brandt, Uit het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruiter (Amsterdam 1687)
Gerben Graddesz Hellinga, Zeehelden uit de Gouden Eeuw (Zutphen 2006)
Ronald Prud’homme, Zeehelden (Amsterdam 2005)
J.C.M. Warnsinck, Doorluchtige Zeehelden (Amsterdam 1941)
T. van Gent, 17 Zeventiende eeuwse admiralen en hun zeeslagen (KVMO Den Haag 2000)
F. L. Fox, A distant Storm – The Four Days’ Battle of 1666, the greatest sea fight of the age of sail
(Rotherfield 1996)
J.C. Jonge, Geschiedenis van het Nederlandse zeewezen, volume 2 ( ’s-Gravenhage 1833)
A. Scheffer, Roemruchte jaren van onze vloot 1665, 1666, 1667 (Baarn 1966)
N.G. Kist, Archief voor kerkelijke Geschiedenis 15e deel (Leiden 1844)
H. ten Boom, ‘Een mislukte reformatie’ in: Ned Archief voor Kerkgeschiedenis (Leiden 1970)
P. Borst, A. de Groot, J.G. Jonker-Klijn, R. Roks, Graven en begraven in de Dom van Utrecht (Bunnik
1997)
R. ten Dam, Een zeeheld in de Dom (Utrecht 2009)
A.J. van der Aa, Biografisch Woordenboek deel 7 (Haarlem 1852)
W.M.C. Regt, Nieuw Biografisch Woordenboek deel 6 (Leiden 1924)
A.G. Schulte, Het Rijk van Nijmegen Westelijk gedeelte (’s-Gravenhage 1982)
A. van de Moer, ‘Willem Joseph Baron van Ghent’ in: Marineblad (juni 2002)
Joost van den Vondel, Zeegevier der Vrye Nederlanden op den Teems (Amsterdam 1667)
Joost van den Vondel, Zeeleeu op den Teems (Amsterdam 1667)
Winssen, Kerkeboeken - Nederduits Gereformeerde gemeente, 1609...1771
Hellevoetsluis, Trouwboek, Nederlandsche Hervormde kerk Hellevoetsluis, 1666
Jan Out, Drakenburg en zijn bewoners (1994)