© 1626 - 2024 door een dorpsgenoot
Het onderstaande artikel van de hand van Piet van de Geer verscheen in mei 2016 in nr 168 van het tijdschrift Tweestromenland” van de vereniging voor Maas- en Waalse streekhistorie Tweestromenland. DE ZEEHELD VAN GHENT KOMT UIT WINSSEN Piet van de Geer Inleiding Willem Joseph van Gent is een van de beroemdste zeehelden uit de zeventiende eeuw. Het is bijna onbegrijpelijk dat voor iedere geschiedschrijver onbekend gebleven is, dat hij in Winssen geboren is.  
Geboorteplaats
niet Gendt... niet Vianen... maar Winssen
Joost van den Vondel roemt in een heldendicht over de tocht naar Chatham in juni 1667 de drie helden van deze in vrijwel ieder vaderlands en Engels geschiedenisboek gememoreerde gebeurtenis: luitenant-admiraal Michiel Adriaenszoon de Ruyter, Cornelis de Witt, de broer van Raadpensionaris Johan de Witt en luitenant-admiraal Willem Joseph van Ghent. Londen voelt zijn krachten smelten Staet noch eens in vier en gloet, Die de koorts in d'adren voedt Nieu Karthago rijdt op stelten Withal, Hof en Parlement Vloeken Ruiter, Wit en Gent Uit: Zeegevier der Vrye Nederlanden op den Teems J. van den Vondel, 1667 Regel 49 tot 54 De Ruyter en De Witt werden in de loop der tijd onder meer geëerd met standbeelden in hun geboorteplaatsen Vlissingen en Dordrecht, maar dat Van Ghent in Winssen werd geboren, raakte
Jan de Baen, portret van Baron W.J. van Ghent (National Maritime Museum, London}
tot op de dag van vandaag in vergetelheid. Van Ghent zelf bleef wel landelijk bekend, mede door zijn graftombe in de Utrechtse Domkerk (1676) van de beroemde beeldhouwer Rombout Verhulst, die in 1681 ook de tombe van de Ruyter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam vervaardigde. Wie was dan wel Van Ghent, dienaar van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die als rechterhand van opperbevelhebber Michiel Adriaenszoon de Ruyter grote faam verwierf bij de tocht naar Chatham in juni 1667? In de vele boeken, beschrijvingen en verhalen over de zeehelden van de zeventiende eeuw neemt Van Ghent (ook wel Van Gent, Van Gendt en Van Ghendt genaamd) een zeer prominente plaats in. Zijn hele loopbaan is tot in details beschreven, alleen zijn geboorteplaats Winssen wordt nergens genoemd, terwijl toch zijn geboortedatum in 1626 vrijwel steeds nauwkeurig wordt aangegeven. In de eerste biografien in de zeventiende eeuw wordt geen geboorteplaats genoemd. Later wordt kasteel Gendt in de Betuwe soms als vermoedelijke geboorteplaats vermeld, maar historici hebben hier toch nogal eens hun twijfel over geuit. Soms wordt ook Vianen genoemd. Blijkbaar heeft nooit iemand in dit kader aan de toch bekende Winssense familie Van Ghent gedacht. Gendt als geboorteplaats is trouwens opmerkelijk, want het vermelde kasteel Gendt werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog afgebroken vanaf 1 september 1577. Op een kaart uit 1620 is het huis nog slechts zichtbaar als ruïne. Van Ghent was een Gelders edelman, dus ook Vianen is geen optie. Het lijkt erop dat wat de plaats Gendt betreft, de vele geschiedschrijvers voortgeborduurd hebben op een enigszins logische maar foutieve aanname.
Naarstig zoekwerk in een aantal archieven geeft nu toch de ook voor Winssen onvermoede, juiste informatie.
brand gestoken, nadat de Spaanse bezetting er uit was verdreven. Maar Johan en later zijn in 1584 geboren zoon Claes herstelden het al snel. Rond 1600 koos ook de familie Van Gent, zoals veel Gelderse edelen, voor het nieuwe, hervormde geloof. Johan van Ghent had het recht de plaatselijke geloofsdienaar aan te stellen en zo legde de Winssense pastoor Mattheius Xylander in 1607 het examen af voor hervormd predikant. Op 24 augustus 1622 huwde Claes van Ghent (alhier) met Johanna van Ghent tot Oyen. Zij kregen volgens het kerkelijk lidmatenregister van Winssen vijf kinderen: drie jongens en twee meisjes. In 1624 werd hun eerste zoon, naar zijn grootvader Johan genoemd, geboren. Hij volgde nog jong zijn vader op als heer van Winssen. Zijn naam werd later als zodanig vermeld op de in 1679 gegoten en in 2016 nog steeds aanwezige Winssense kerkklok
C. Pronk, Het Huis te Winssen (1732) Dit huis stond aan de Plaksestraat tegenover het huidige voetbalveld.
ln de zestiende eeuw werd het kasteel Winssen bewoond door de familie Van Ghent (Van Gent). Tijdens de tachtigjarige oorlog, op 11 juni 1584, toen Johan van Ghent de bewoner was, werd het kasteel door Nijmegenaren in
Stamboom Familie Van Ghent van Winssen In 1626 werd de tweede zoon, de eerder genoemde latere zeeheld, geboren. Op 14 mei van dat jaar werd hij als dopeling door de predikant Mattheius Xylander in het Winssense kerkelijk lidmatenregister ingeschreven als Wilhelm Joseph, met als toevoeging “mijns heeren keint”. In de jaren daarna werden nog een zoon, Otto (1627 - 1672) en de twee meisjes, Nicolien (1630 – 1678) en Alethea (1632 - 1652) geboren.
Inschrijving in het Kerkeboek van de Nederduits Gereformeerde Gemeente Winssen op 14 mei 1626: Doop Wilhelm Joseph: “mijns Heeren kijnt” is “het kind van mijn heer”. Claes van Gent was Heer van Winssen. Uit hetzelfde kerkeboek valt op te maken dat de vijf kinderen ook in Winssen opgroeiden, net als hun ouders wordt ieder kind in het Winssense doopregister uit de eerste helft van de zeventiende eeuw regelmatig genoemd als doopgetuige. Carrière Terwijl hun oudste broer Johan werd voorbereid op zijn taak als opvolger van zijn vader, kozen Wilhelm Joseph en ook Otto van Ghent, zoals toen in adellijke kringen gebruikelijk was, voor een militaire carrière. Vanaf 1645 dient Willem Joseph in het leger in het regiment van de graaf van Hoorne; in 1648 werd hij daar kapitein. Zijn eerste kennismaking met de marine was toen hij tijdens de Vierde Noordse Oorlog tegen de Zweden in 1659, op het eiland Funen onder commando van toen nog vice-admiraal Michiel de Ruyter, een landing uitvoerde als commandant van een regiment Walen. Op 37 jarige leeftijd duikt Wilhelm Joseph opnieuw op in de geschiedenis van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hij brengt in 1663 tijdens verwikkelingen met de bisschop van Munster (Bommen Berend) verslag uit aan de Staten Generaal van de Republiek over de toestand van de vesting Borculo. Op 3 december 1664 volgt zijn aanstelling als luitenant- kolonel en gouverneur van de voornaamste marinebasis van de Republiek: Hellevoetsluis.
In maart 1665 brak de Tweede Engels- Nederlandse Oorlog uit. In augustus van dat jaar deed Van Ghent mee aan de tocht naar Bergen om een retourvloot van de VOC te ontzetten.
De handtekening van Van Ghent
Vervolgens stond hij op 10 december van datzelfde jaar, als adviseur van Johan de Witt, aan de basis van de oprichting van het Regiment der Marine, de directe voorloper van het Korps Mariniers. Van Ghent was de grondlegger en eerste commandant van dit Korps, toentertijd gelegerd in Hellevoetsluis. Op 18 februari 1666 huwde Willem Joseph van Ghent in Arnhem met de 19-jarige Swane Peinse van Essen, vrouwe van Langeler, dochter van Frederik van Essen, lid van de ridderschap van Utrecht en raadsheer in het Hof van Gelderland. Op 2 december van dat jaar doet hij aangifte van dit huwelijk in zijn woonplaats (trouwboek Nederlands Hervormde kerk Hellevoetsluis). In dat jaar stond Raadpensionaris Johan de Witt er op dat Van Ghent een marine-rang zou aannemen. Hij werd daarom aangesteld als kapitein op het schip De Gelderland bij de Admiraliteit van de Maze (Van Ghent was van Gelderse afkomst). In de Tweedaagse Zeeslag tegen de Engelsen op 4 en 5 augustus 1666 functioneerde De Gelderland als directe hulp van De Zeven Provinciën, het schip van luitenant-admiraal De Ruyter. De Gelderland schoot de tuigage van de Royal Charles eraf toen die het vlaggenschip aanviel. Toch werd het geen overwinning. Op het eind was men al blij de Hollandse vloot van een zekere ondergang gered te hebben. Na deze slag kwam het daardoor tot een enorme ruzie tussen De Ruyter en luitenant-admiraal Cornelis Tromp, die de schuld van de nederlaag kreeg. Cornelis Tromp werd door de Staten van Holland op 24 augustus 1666 op nonactief gesteld. Toen op aandringen van De Ruyter de Staten van Holland besloten dat Van Ghent zou worden verzocht, aangemaand en des noods precies gelast”, om zonder uitstel Tromp op te volgen, ging Raadpensionaris De Witt akkoord; Van Ghent aanvaardde na enige aarzeling deze promotie in één keer van kapitein naar luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland. Diezelfde dag nog werd hij benoemd.
Jan van Leyden (1667/9) De Tocht naar Chatham, 20 juni 1667 de Nederlanders verbranden de vloot van de Engelsen op de Medway, collectie Rijksmuseum. Tocht naar Chatham In juni 1667 was Van Ghent een van de hoofdfiguren in de beroemd geworden Tocht naar Chatham, waarvan het succes na behouden terugkomst algemeen voor een groot deel aan hem werd toegeschreven. De operationele voorbereiding was immers van zijn hand, vanwege zijn ervaring als kolonel der mariniers. Tijdens de krijgsraad van De Ruyter op zee op 18 juni 1667, voorafgaande aan de aanval, werd het aanvalsplan gemaakt. Dat was eigenlijk heel eenvoudig: aan de opgelegde Engelse vloot bij de werven van Chatham moest zoveel mogelijk schade worden toegebracht. Verder werd besloten dat de eerste actie met 17 lichte schepen, 5 jachten, 4 branders en 10 galjoten met in totaal 1000 soldaten, het geheel onder bevel van Van Ghent, zou worden uitgevoerd. De zwaardere en dus dieper liggende oorlogsschepen bleven achter onder bevel van (de zieke) De Ruyter. Het vlaggenschip van Van Ghent tijdens de tocht was aanvankelijk de zware Dolphijn, tijdens de actie werd dat het lichtere fregat Agatha. Met aan boord Cornelis de Witt, de broer van de Raadpensionaris, voor politiek toezicht, voerde Van Ghent vanaf 21 juni 1667 de aanval uit. Daarbij was het stukvaren van de over de rivier gespannen ketting een hoogtepunt, dat nog altijd in onze vaderlandse geschiedenisboekjes vermeld wordt. Een dag later voegde De Ruyter zich bij de voorste gelederen. In totaal werden er vijftien Engelse linieschepen door brand vernietigd of tot zinken gebracht. Hieronder bevonden zich vier van de vijf grootste. Het vlaggenschip van de Engelse vloot’, de HMS Royal Charles, werd als trofee meegenomen. Haar spiegel is nog altijd te bezichtigen in het Rijksmuseum in Amsterdam. Het was de grootste maritieme overwinning die Nederland ooit tegen Engeland zou boeken en de zwaarste maritieme nederlaag die de Britten in hun geschiedenis zouden lijden. Van Ghent wordt geëerd In de Republiek werd de uitkomst uiteraard met vreugde begroet. Overal werd feest gevierd, luidden de kerkklokken en werden vreugdevuren ontstoken. Cornelis de Witt schreef in zijn rapport Den Heere van Ghent heeft bij alle occasiën syne vlyt ende neersticheyt ten dienste van onsemeyne lieve Nederlandt sonderlinge betoont... ende met sonderlingen yver tot executie van de gegeven orders gearbeyt Ook de Staten Generaal waren vol lof:
De medaille die Van Ghent van de Staten Generaal kreeg. De Staten Generael der Vereenighde Nederlanden hebben goet gevonden aen den Luit. Admirael van Ghent als en Chef gecommandeert hebbende ’t gros van Fregatten daer mede het fameux exploit den 21. 22. 23 juny 1667 op de rivieren van Londen en Rochester is int werck gestelt, te vereeren een goude keeten met een Medaille tot een gedenckteeken in syne familie en voor de posteriteit”. (= nageslacht vdg)
De gouden beker met het beeldverhaal (rechts detail)
Behalve een gouden keten met een medaille kregen Van Ghent, Cornelis de Witt en Michiel de Ruyter ook een gouden beker. Op deze drie kostbare bekers, die werden vervaardigd door de kunstenaar Nicolaes Loockemans, staan in een doorlopend beeldverhaal de hoogtepunten van de vermaarde tocht afgebeeld. Op de deksel staat het Hollandse wapen. De beker van Cornelis de Witt werd in 1877 voor fl. 40.000 verkocht aan Baron de Rothschild. Die van De Ruyter ging in 1893 naar het Rijksmuseum in Amsterdam. Hii is te zien in zaal 2.15-05 van dit museum. De beker van Van Ghent is verloren gegaan.
Ook De Heeren XVII (bestuur van de VOC) vereerden van Ghent met een geldelijke beloning en een VOC-bewindhebbersportie. Vondel wijdde nogmaals een gedicht aan de zeehelden De Ruyter, Van Ghent en De Witt: De slotregels (55-60) van zijn gedicht Zeeleeu op den Teems: Riddert vrij met koussebanden Ruiter, Gent en Ruwaert Wit Toonen u het rechte pit Van ’s lants adel, die de tanden Den verwaenden hoogmoet biet Die noch godt noch mensch ontsiet Zijn verdere loopbaan Onmiddellijk nadat hij de Royal Charles bij het Goereese Gat voor Hellevoetsluis had afgeleverd, vertrok Van Ghent weer op de Dolphijn naar de Shetlandeilanden om een retourvloot uit Indië te escorteren. Op 25 oktober keerde hij terug op de rede van Texel samen met de vloot Oost- Indiëvaarders. Na de oorlog was Van Ghent eerst drie jaar inactief als luitenant-admiraal; hij was in 1668 lid van de Raad van State bij de Staten van Utrecht. Maar van mei tot november 1670 was hij terug als luitenant-admiraal en voerde hij operaties uit tegen de kapers van Algiers voor de kust van West- Afrika. Zijn smaldeel bestond uit dertien schepen van de Admiraliteit van Amsterdam, de Admiraliteit van Rotterdam en de Admiraliteit van Zeeland. Zes kaperschepen werden veroverd en verbrand. Opnieuw gebruikte Van Ghent voornamelijk fregatten. Tweehonderd christenslaven werden bevrijd. Voor deze actie kreeg Van Ghent een gouden keten ter waarde van 800 gulden. In maart 1672 kocht Van Ghent kasteel Drakenburgh bij Eemnes waar hij zich met zijn gezin vestigde. Hijzelf heeft er maar heel kort van kunnen genieten. Door deze koop voegde hij wel de titel Baron van Drakenburgh aan zijn naam toe. Het kasteel bleef tot 1710 familiebezit. Willem Joseph van Ghent was in 1671 als hoofdpersoon betrokken bij het incident dat mede de aanleiding vormde voor de Derde Engelse Oorlog. Toen Van Ghent weigerde de vlag te strijken voor een niet-oorlogsschip, zag de Engelse koning Karel II een prachtige aanleiding om de Republiek een jaar later de oorlog te verklaren. In deze Derde Engelse Oorlog werd Engeland gesteund door Frankrijk en de bisschoppen van Münster en Keulen. In dit rampjaar 1672 werd de Republiek zodoende van drie kanten tegelijk aangevallen. Extract uit het register der resolutien van de Staaten Generaal der Vereenighde Nederlanden: “Woensdagh den 6 april 1672 - - - - dat den gemelden L. Admiraal de Ruiter iets menschelijks moghte over koomen, ofte wel dat hy by ziekte ofte andere ongelegentheit het commando over de voorgeschreeve vloote niet en zoude konnen exerceren - - - - de voornoemde vloote als eerste persoon ofte opperhooft commanderende voornoemde L. Admiraal Aart van Nes, en by des zelfs overlyden, ongelegentheit ofte absentie de L. Admiraal van Ghent”. Gesneuveld Op 7 juni 1672 viel onze vloot, onder het bevel van admiraal Michiel de Ruyter, de verenigde Engels-Franse vloot aan nabij Solebay aan de Engelse kust. De vloot van 75 oorlogsschepen, 22 adviesjachten en 32 branders, met 4500 kanonnen en 20.700 opvarenden, verraste een Engels- Franse vloot van 93 oorlogsschepen en 24 branders met 6158 kanonnen en zo’n 40.000 opvarenden.
De slag bij Solebay. Schilderij van Willem van de Velde de Jonge. Bij deze slag sneuvelde Van Ghent. Van Ghent commandeerde één van de drie eskaders vanaf zijn vlaggenschip Dolphijn. De Slag bij Solebay werd een “grouwzaam, en bloedigh gevecht”. Toen Van Ghent’s schip het Engelse vlaggenschip Royal James naderde om het te enteren, werd Van Ghent reeds een half uur na het begin van de slag door een kanonskogel getroffen, waardoor zijn linkerbeen boven de knie werd afgeschoten. Bovendien liep hij door schroot nog enkele andere kwetsuren op. Hij viel, zoals zijn vlaggenkapitein in het logboek schreef, “hardtsteecken doodt” voorover. Hij was 46 jaar oud. De Royal James verbrandde even later in die slag. Gerard Brandt schrijft in zijn biografie (1687) van De Ruyter over Van Ghent: Zijn lijk werdt met een galjoot naar Hollandt gevoert, in Den Haage gebalzemt en daar na t’Uitrecht in de Domkerk met de praal der gewoonlyke eerteekenen begraven”. Van Ghent had aangegeven in Utrecht begraven te willen worden, hij woonde immers op kasteel Drakenburgh. De Staten van Holland droegen de Amsterdamse admiraliteit op het grafmonument te bekostigen. Maar Utrecht was toen tijdens de Hollandse Oorlog door de Fransen bezet. In augustus 1674 kon Rombout Verhulst toch een begin maken met het praalgraf van Willem Joseph van Ghent in de Domkerk van Utrecht; het kwam in 1676 gereed. Van Ghent, eerder voorlopig ter aarde besteld, werd er daarna herbegraven. Het praalgraf is op 26 juni 1676 geplaatst in het hart van het hoogkoor van de domkerk op de plaats van het vroegere hoofdaltaar. Ook het praalgraf van De Ruyter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam kreeg vijf jaar later die ereplaats. Beide graven hebben vrijwel gaaf de eeuwen doorstaan.
Zoals gebruikelijk bij zeehelden van de Admiraliteit van Amsterdam werden deze met grootse monumenten met vermelding van hun heldendaden geëerd. Van Ghent is op de tombe levensgroot afgebeeld, gekleed in harnas, met pruik, commandostaf en degen, het hoofd rust op een kussen. Hij ligt op een met doeken omwonden stromatras. Onder het beeld een afbeelding van de zeeslag bij Solebay  De achterwand met de graftekst sluit de kooromgang. De Latijnse tekst op de zwartmarmeren plaat verhaalt over “zijn beroemde tocht op de Theems”. Van Ghent was ook “een ware klip voor de zeerovers die de zee voor de Bataven onveilig maakten; hij heeft ze uit elkaar gejaagd, gevangen genomen en hun schepen verbrand”. Onder het grafschrift is het wapen van de Winssense familie Van Ghent afgebeeld. Zijn praalgraf heeft de meest prominente plaats in de Domkerk. Het ligt in het hart van het hoogkoor.
De graftombe van Van Ghent in de Domkerk in Utrecht
Alle belangrijke zeeslagen in de zeventiende eeuw werden aan land met grote belangstelling gevolgd. De terugkeer van een zeeheld met zijn vloot na een succesvolle zeeslag leidde veelvuldig tot volksoplopen in de betreffende havensteden, maar ook daarbuiten. Op schilderijen, prenten, penningen en in gedichten werd de roem van deze volkshelden bezongen.
In de Grote Kerken van Amsterdam, Delft, Utrecht, Rotterdam, Hoorn, Middelburg en Den Haag werden marmeren graftombes opgericht. Overigens kregen alleen de gesneuvelde zeehelden een graftombe, andere personen kregen maar zelden die eer. In de volgende eeuwen raakte Willem Joseph van Ghent alleen in Winssen in de vergetelheid. Zonder de wetenschap dat hij in dat dorp het levenslicht zag, werd daarbuiten nogal eens aandacht aan de luitenant-admiraal besteed. Van zijn portret bestaan schilderijen door onbekende kunstenaars in particuliere verzamelingen, een tekening van W. Eversdijck en prenten van R. de Hooghe, H. Bary, J. Houbraken, H. Levigne (postzegel), A. de Winter en F.H. Weissenbruch. Verder vindt men zijn borstbeeld door Rombout Verhulst in het Rijksmuseum (uitleen van het Mauritshuis) en komt zijn beeltenis voor op de graftombe in de Dom te Utrecht.
Luit-adm. W.J. Baron van Ghent, portret van anonieme schilder (litho, Marinemuseum Den Helder)
In Delft luidde het opschrift op de luifel van een zeilmakerij: In de Ammirael van Ghent, die lant-en zeesoldaet, Wiens dappre oorlogsdeugt in menig hert nog staet, Daer maekt men zeilen om gelukkig mee te varen ‘k Wensch die ze koopt, goe reis, bevrijt van wree barbaren. Bij de Nederlandse marine hebben twee schepen dienst gedaan, die zijn vernoemd naar Van Ghent. In 1803 is een kanonneerschoener in dienst genomen met die naam. Ruim een eeuw later, in 1934, werd de torpedobootjager De Ruyter hernoemd tot Van Ghent omdat er bij Wilton-
Fijenoord een later in de Javazee gezonken kruiser in aanbouw was, die de naam De Ruyter zou krijgen. In de periode 1943-1944 werd in Nederland een serie postzegels uitgegeven, die we nu de serie “Zeehelden” noemen. Afgebeeld zijn tien zeelieden, die zich allen verdienstelijk hebben gemaakt in onze “Gouden Eeuw”. In de naam op de postzegel van 17 1/2 ct. staat een fout. Er staat Wilhem Joseph van Gent in plaats van Willem of Wilhelm. Bovendien staat voor zijn geboortejaar, dat toch algemeen bekend was, een “?”. De ontwerper van deze zegel uit de Tweede Wereldoorlog is Hubert Levigne.
Een groot aantal steden en dorpen kent een Van Ghent (of Van Gent)straat, al of niet gelegen in een zeeheldenbuurt. Bijvoorbeeld in Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Amersfoort, Ede, Vught, Twello en uiteraard in Hellevoetsluis. De marinierskazerne in Rotterdam is genoemd naar de eerste commandant van de mariniers. De Van Ghentkazerne is gevestigd aan Het Toepad. “WJB” is de gemakkelijk te hanteren afkorting van de officile naam van de Vereniging van Officieren der Mariniers “Willem Joseph Baron van Ghent”. Sinds haar oprichting verenigt WJB officieren en oud-officieren van het Korps Mariniers en telt momenteel circa 700 leden. In 2015 verscheen de bioscoopfilm “Michiel de Ruyter”. In deze film wordt de rol van Van Ghent vertolkt door de acteur Tygo Gernandt. Van Ghent is in de film ook aanwezig op de begrafenis van De Ruyter. In werkelijkheid was hij echter al vier jaar daarvoor gesneuveld. In het rampjaar 1672 belegerde een Franse legermacht Nijmegen. Een van de verdedigers van de stad was kolonel Otto van Ghent; volgens een verslag was het de broer van Willem Joseph. Hij sneuvelde op 5 juli 1672, nog geen maand na zijn broer, bij een gewaagde uitval uit de Hezelpoort tegen de Fransen. (...) dien nacht stormden sy sterck op die twee wercken (Nassau- en Pesthuis Bolwerken), hadden al eenige palissaden so afgekapt als uyt de grond gearbeyt; waren al by na in het Pesthuys- bolwerk geraekt, doch de Borgery ontsetten het noch door het geduyrich schieten van de Wal, ende den Manhaften Heer Col. van Gent quam met eenige Musquettiers uyt syn werck [het ravelijn] by de Heselpoort, ende dreef de France voort te rugh, wordende selfs in syn arm, ende in syn buyck gequetst, so dat hy als een braef soldaet syn leven, tot groote droef heyt van syn geheel Regiment, voor het Vaderlant heeft verloren, ende dien dapperen Zee-helt, zijn broeder de Heer Admiraal van Gent heeft gevolgt: (...) (Van Schevichaven 1898, deel 1, p. 123). Waarschijnlijk is de Nijmeegse Van Gentstraat naar Otto genoemd. Het blijft opmerkelijk dat Willem Joseph van Gent totaal uit het collectieve geheugen van Winssen is verdwenen, maar ook de geschiedschrijvers van de regio is hij ontgaan. Geen standbeeld, zelfs geen straatnaam in zijn geboortestreek. Zijn moeder overleed in 1671, luitenant-admiraal Van Ghent was toen op zee, maar de jaren daarvoor zal hij haar, en dus ook Winssen, waarschijnlijk toch bezocht hebben, maar ook dat is vergeten historie.
De Spiegel van de “Royal Charles”, collectie Rijksmuseum Bronnen en literatuur Gerard Brandt, Uit het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruiter (Amsterdam 1687) Gerben Graddesz Hellinga, Zeehelden uit de Gouden Eeuw (Zutphen 2006) Ronald Prud’homme, Zeehelden (Amsterdam 2005) J.C.M. Warnsinck, Doorluchtige Zeehelden (Amsterdam 1941) T. van Gent, 17 Zeventiende eeuwse admiralen en hun zeeslagen (KVMO Den Haag 2000) F. L. Fox, A distant Storm – The Four Days’ Battle of 1666, the greatest sea fight of the age of sail (Rotherfield 1996) J.C. Jonge, Geschiedenis van het Nederlandse zeewezen, volume 2 ( ’s-Gravenhage 1833) A. Scheffer, Roemruchte jaren van onze vloot 1665, 1666, 1667 (Baarn 1966) N.G. Kist, Archief voor kerkelijke Geschiedenis 15e deel (Leiden 1844) H. ten Boom, ‘Een mislukte reformatie’ in: Ned Archief voor Kerkgeschiedenis (Leiden 1970) P. Borst, A. de Groot, J.G. Jonker-Klijn, R. Roks, Graven en begraven in de Dom van Utrecht (Bunnik 1997) R. ten Dam, Een zeeheld in de Dom (Utrecht 2009) A.J. van der Aa, Biografisch Woordenboek deel 7 (Haarlem 1852) W.M.C. Regt, Nieuw Biografisch Woordenboek deel 6 (Leiden 1924) A.G. Schulte, Het Rijk van Nijmegen Westelijk gedeelte (’s-Gravenhage 1982) A. van de Moer, ‘Willem Joseph Baron van Ghent’ in: Marineblad (juni 2002) Joost van den Vondel, Zeegevier der Vrye Nederlanden op den Teems (Amsterdam 1667) Joost van den Vondel, Zeeleeu op den Teems (Amsterdam 1667) Winssen, Kerkeboeken - Nederduits Gereformeerde gemeente, 1609...1771 Hellevoetsluis, Trouwboek, Nederlandsche Hervormde kerk Hellevoetsluis, 1666 Jan Out, Drakenburg en zijn bewoners (1994)